Wet bant ‘homogenezing’ niet uit

… Met alleen een symbolische betekenis helpt wetgeving tegen ‘homogenezing’ niet verder, schrijft John Lapré. Een cultuurverandering is nodig. Het vertellen van ervaringsverhalen helpt daarbij.

De Raad van State adviseert in een advies van 27 januari negatief over een wetsvoorstel om conversietherapie (‘homogenezing’) strafbaar te maken. De raad begrijpt dat partijen in de Tweede Kamer een signaal willen afgeven dat het aanbieden van dit soort therapieën moet stoppen, maar ziet allerlei juridische en praktische bezwaren (ND, 31 januari).
Helaas ben ik zelf bekend met een behandeling die erop gericht is mijn homoseksuele gevoelens te doen verdwijnen en heteroseksuele gevoelens te doen ontwaken. Deze behandeling is niet geslaagd. Lesmateriaal als het boekje Genezing van de homoseksueel van de Amerikaanse schrijfster Leanne Payne (1932-2015) heeft niet haar gewenste uitwerking gehad en heeft me eerder kwaad gedaan dan goed.
Ook ik vind dat conversietherapieën moeten worden uitgebannen, ook als deze onder een andere noemer in de pastorale context van een geloofsgemeenschap worden aangeboden.
Tegelijkertijd begrijp ik de bezwaren van de Raad van State. Ook ik zie niet wat de meerwaarde is van de voorgestelde strafbepaling ten opzichte van bestaande strafbepalingen. Alle vormen van dwang en discriminatie zijn namelijk allang bij wet verboden.
Ik erken voluit de grote symbolische waarde van een specifieke wet met een verbod op conversietherapie, maar ben van mening dat een symbolische waarde op zichzelf onvoldoende reden is om een strafbaarstelling in te voeren.

grondwetswijziging
Om dezelfde reden ben ik tegen de in gang gezette wijziging van artikel 1 van de Grondwet, waarbij ‘seksuele gerichtheid’ en ‘handicap’ is toegevoegd aan een serie gronden waarop niet gediscrimineerd mag worden. Deze toevoegingen zijn niet nodig, omdat discriminatie ‘op welke grond dan ook’ niet is toegestaan. Helemaal bij een grondwetswijziging is meer nodig dan ‘slechts’ de symbolische waarde van categorieën mensen, die het maatschappelijk onevenredig zwaar kunnen hebben, toevoegen aan een bestaande reeks.
In mijn ogen moet het toevoegen of wijzigen van een wet daadwerkelijk iets toevoegen. Hier speelt mee dat ik als jurist denk dat we niet gediend zijn met méér, maar met minder wetgeving.
Daarnaast is een verbod op conversietherapie slecht tot onmogelijk handhaafbaar. Homogenezing speelt zich veelal af ‘in het verborgene’, ver van de buitenwereld. De wet zal daarmee vooral een tandeloze tijger zijn. Ook dat weegt voor mij zwaar. Terecht stelt de Raad van State dat het vertrouwen van burgers in het strafrecht wordt geschaad als strafbaarstellingen in de praktijk niet gehandhaafd (kunnen) worden.

vrijwillig?
Dit gezegd hebbende, zet ik vraagtekens bij het betoog van de Raad van State dat een verbod op conversietherapie niet wenselijk is, omdat er ook mensen zijn die zelf conversietherapie willen. Daar heb ik wel een beeld bij, maar hier is grote voorzichtigheid op zijn plaats. Ook van mij kan gezegd worden dat ik vrijwillig voor conversietherapie heb gekozen. Ik heb zelf een afspraak gemaakt met een behandelaar en zelfs mijn hulpvraag was te veranderen van geaardheid. Jaren later moet ik zeggen dat ik de hulp heb aangegrepen om maar binnen de geloofsgemeenschap te kunnen blijven en niet alles te hoeven verliezen. In de kast blijven was voor mij de enige werkbare oplossing om geaccepteerd te blijven.
Dit brengt mij op de stelling dat fout gedrag als het aanbieden van conversietherapie niet zozeer via een wetswijziging aangepakt moet worden, maar vooral middels een cultuurverandering. Weinig anders dan een dialoog en het hoorbaar maken van ervaringsverhalen zal verandering brengen. Bijna acht jaar lang gesprekken voeren en lezingen houden, ook met en voor mensen die mij op voorhand hopeloos onverbeterlijk leken, stemt mij optimistisch.
Vaak is men niet bekend met de verwoestende gevolgen van het onderdrukken van een geaardheid. Beter dan te zeggen ‘Het mag niet’, is: ‘Ik ga naast je zitten en ik wil je graag vertellen wat de therapie en het ‘uitdrijven van een homoseksuele geest’ met mij heeft gedaan.’
Hierin spelen media een belangrijke rol. Media laten homogenezers kijken in de ogen van hun ‘cliënten’. Dat oogcontact plant onherroepelijk een zaadje. Het is het begin van het einde. Ik heb goede hoop dat homogenezing ooit voorgoed passé zal zijn.

[Deze opiniebijdrage is verschenen in het Nederlands Dagblad van 11 februari 2023]    

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Boek - De veilige kerk

Plaats een reactie