Op uitnodiging sprak ik vorig jaar op een symposium ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Evangelische Roze Vieringen (ERV) in Amsterdam. Het thema was: ‘Christelijke lhbt’ers: geloven op een kruispunt’. Het is voor niet-heteroseksuelen niet altijd even gemakkelijk om hun geaardheid met kerk en geloof te verenigen, mede door invloeden vanuit de omgeving. In mijn toespraak ging ik in op de vraag of en hoe lhbt’ers verbinders kunnen zijn in het maatschappelijke debat over geloof en homoseksualiteit.
Een aanzienlijk deel van de bezoekers van de ERV heeft pijnlijke ervaringen van uitsluiting en marginalisering in de kerk achter de rug. Tijdens de vieringen van de ERV ervaren zij warmte, veiligheid en het gevoel er te mogen zíjn. Ik hoorde het verhaal van een man die na lange tijd weer een geloofsgemeenschap opzocht, in een viering van de ERV belandde en volledig brak bij het horen van het lied ‘Welk een vriend is onze Jezus’. Hij liet zijn tranen vrij stromen, voelde dat hij thuiskwam.
Aan het symposium namen zo’n zestig mensen deel. Met een deel van de aanwezigen heb ik een gesprek kunnen voeren. Na mijn toespraak kwam een man huilend naar mij toe. Hij zei: ‘Wat je zei, raakt me diep. Er is zoveel herkenning. Wat kan het verleden je soms achtervolgen. Maar als ik dan hier om me heen kijk, zie ik hoe goed het leven is.’
Op de terugweg naar huis liet ik alles nog eens rustig op me inwerken. Ik was opgetrokken met een groep kwetsbare mensen die geen stand had hoog te houden en van wie niemand zich als slachtoffer gedroeg na alles wat hem of haar ten deel was gevallen. Integendeel, ik maakte deel uit van een veerkrachtige gemeenschap, waar het ongetwijfeld ook niet altijd pais en vree is, maar die haar gezamenlijke missie vond in het verlangen om het goede te zoeken en een positief verschil te maken in een soms kille wereld. Het was voor mij een grote vreugde daar deelgenoot van te mogen zijn. Er was verbinding en het gevoel bij elkaar thuis te zijn in een gezonde en positieve atmosfeer. Er werd gesproken en geluisterd, gegeven en ontvangen, weersproken en aangevuld. En dat alles in harmonie.
Vreugde. Ik geloof dat dát woord duidelijk maakt wat voor gevoel je krijgt als je de kwetsbaarheid in een ander hebben gezien. Zijn het niet de mooiste avonden als je gesprekken voert van hart tot hart en anderen je in vertrouwen toelaten tot een wereld waar heel veel mensen geen weet van hebben? Soms zie je een traan, een ontroerde blik, staar je in stilte in de vlammen van een kampvuur. En dan weet je: hier raak je de kern. Wat kun je je dan gelukkig voelen.
Wie mag delen in de traan en de lach van de ander, is een rijk mens. Kwetsbaarheid bewerkt verbinding en verbinding bewerkt vreugde en voldoening, juist omdat we zien dat de ander meer is dan zijn of haar omstandigheden. Naast je zit een prachtig mens die misschien het nodige te verstouwen heeft in het leven, maar die desondanks de moed heeft zijn kwetsbare ik te géven. Dat is dapper, getuigt van veerkracht en spreekt van hoop. Je ziet een mens, kostbaar en mooi – en je prijst je gelukkig hem of haar te hebben ontmoet.
De kwetsbaarheid van de ander appelleert aan de uitdagingen waarvoor we ons in onze persoonlijke reis door het leven gesteld zien. Wie zo in de ander zijn gelijke ontmoet, zal door de onderlinge herkenning het feest van de verbondenheid vieren.
Een geloofsgemeenschap is geen gemeenschap zonder deze verbondenheid; ze zal aanvoelen als een ijskast, al beschouwt de groep zich op alle punten ‘recht in de leer’. Ik maak liever deel uit van een warme gemeenschap waar men omziet naar elkaar en het leven deelt en viert, dan van een kille gemeenschap waar alles dogmatisch tot in de puntjes geregeld is. Ik ben aan het eind van mijn reis liever te genadig geweest dan dat ik anderen heb weggejaagd met mijn beroep op de waarheid.
Misschien is de vreugde in de kerk van de kwetsbaren in haar soort wel het zuiverst. Die vreugde is niet op afroep beschikbaar, maar vloeit automatisch voort uit de veilige context waarin kwetsbaarheid getoond kan worden. Veiligheid bewerkt een onuitsprekelijke vreugde, een die doordringt tot diep in je hart, tot diep in je vezels, tot daar waar je je geborgen en onaantastbaar voelt. Ik geniet er altijd erg van als ik kijk naar iemand die opgaat in de dynamiek van een moment, als ik een traan zie, als de ander zijn armen uitstrekt naar de hemel en God prijst. Zo iemand weet zich veilig en kan zich daarom geven. Zo iemand raakt het leven, daar waar het in essentie om gaat: gekend worden en zich gezien weten. Ook als dat minder uitbundig gaat, als iemand in stilte zijn hoofd buigt en een glimlach het gezicht siert. Alsof een kille wereld plotsklaps wordt opgewarmd. Ja, door het kleine, dat wat in het licht van het grote geheel misschien van weinig betekenis lijkt.
Laten we nooit te klein denken van het kleine; een enkel gebaar van vriendschap geeft handen en voeten aan het koninkrijk van God. Dat is groots, iets wat je nauwelijks op de juiste waarde kunt schatten.
Passage uit ‘Een kerk die knielt – pleidooi voor nederigheid’ (2019)